Het samenwerken van basisonderwijs en kinderopvang in één gebouw biedt mogelijkheden, maar kent ook (wettelijke) beperkingen. Wij zien kansen en maken mogelijkheden inzichtelijk.
Het samenwerken van basisonderwijs en kinderopvang in één gebouw biedt mogelijkheden, maar kent ook (wettelijke) beperkingen. Wij zien kansen en maken mogelijkheden inzichtelijk.
Een doorgaande leerlijn voor kinderen tussen 0 – 13 jaar is volgens experts de ideaalsituatie voor de cognitieve ontwikkeling van een kind. Steeds vaker wordt dan ook een Kindcentrum (KC) door gemeenten opgenomen in het Integraal Huisvestingsplan (IHP). Maar de praktijk kan tegendraads zijn, want financieringsstromen en wet- en regelgeving zijn niet op elkaar afgestemd als het gaat over de huisvesting van een kinderdagverblijf (KDV), peuterspeelgroep (PSG) of buitenschoolse opvang (BSO) in een schoolgebouw. “Er zijn verschillende mogelijkheden en meerdere wegen die naar Rome leiden”, vertelt huisvestingsadviseur Tessie van der Werff. “Maar dat maakt het niet onmogelijk, en zeker in het kader van de gebouwexploitatie het onderzoeken waard.”
Als kinderopvang wordt toegevoegd in een bestaand gebouw, dan is dat vaak in leegstaande leslokalen die door krimp van het aantal leerlingen niet meer in gebruik zijn. Leegstaande lokalen in een schoolgebouw zorgen voor een hogere exploitatielast doordat de schoolstichting een vergoeding krijgt van het rijk op basis van het aantal kinderen die staan ingeschreven op de
school. Minder kinderen betekent dus minder budget om de school te onderhouden en exploiteren. De verhuur van deze vierkante meters aan de kinderopvangorganisatie zorgt voor een grotere dekking in de exploitatiebegroting. Wanneer het aantal leerlingen van de school weer groeit, dan bepaalt artikel 108 van de wet Primair Onderwijs dat de ruimtes die nodig zijn voor het onderwijs weer voor onderwijs gebruikt moeten worden. Tessie: “Deze wetgeving staat in veel gevallen lijnrecht tegenover de visie van kinderopvangorganisaties, schoolstichtingen en gemeenten. Bovendien is dit voor een kinderdagopvangorganisatie een groot risico op de investeringen en het personeel. Wanneer een kinderopvangorganisatie gebruik gaat maken van één of meerdere ruimtes in een schoolgebouw dient er goed gekeken te worden naar de brandveiligheid in het pand waaronder de meldingen brandveilig gebruik, de brandscheidingen en vluchtroutes. Voor kinderen onder de vier jaar en kinderdagverblijven met slaapruimtes gelden andere wettelijke eisen dan voor een onderwijsgebouw.”
Er zijn meerdere eigendomsvarianten mogelijk bij de nieuwbouwrealisatie van een (integraal) Kindcentrum. Zowel de gemeente als de schoolstichting kan volledig eigenaar zijn van het gebouw, maar er kunnen ook meerdere eigenaren zijn, die verenigd zijn in een VvE (Vereniging van Eigenaars). Als laatste kan er ook gekozen worden voor een externe eigenaar, zoals een coöperatie. “Alle mogelijkheden hebben hun voor- en nadelen”, zegt Tessie, “waarbij niet vooraf één beste oplossing aan te wijzen is. Belangrijk is om samen vast te leggen wat er gebeurt wanneer de kinderdagopvangorganisatie ophoudt te bestaan of de huurovereenkomst opzegt. Het schoolbestuur kan en mag niet de lasten van dit deel van het gebouw dragen wanneer er geen kinderopvang meer is.”
Het meest belangrijk is dat na de uitwerking van de eigendomsvariant een beheervorm wordt gekozen, waarna alle afspraken over het beheer en de exploitatie worden vastgelegd in een beheerplan. Tessie: “Het is belangrijk dat de afspraken over het beheer en de organisatie al vroeg meegenomen worden in de ontwerpfase, zo weet iedereen waar hij aan toe is. Te vaak komen wij tegen dat het beheerplan pas opgesteld wordt (ver) na de oplevering van het gebouw.”
De combinatie van opvang en onderwijs in één gebouw is vaak ingewikkeld, maar niet onmogelijk. Een BSO is meestal eenvoudig te integreren in een bestaand gebouw omdat voor een BSO dezelfde wettelijke eisen gelden met betrekking tot brandveiligheid van een pand. Ook een PSG kan vaak met enkele kleinere aanpassingen aan de brandmeldinstallatie al gerealiseerd worden. De uitdaging van een peuterspeelgroep zit hem vaak in de afgesloten buitenspeelplaats die benodigd is voor de kinderen. Een kinderdagverblijf, en dan zeker de opvang voor 0 – 2 jarigen, heeft slaapvoorzieningen nodig en daaraan zijn strikte eisen met betrekking tot brandveiligheid verbonden. Bovendien gaat het vaak om meer ingrijpende verbouwingen en forse investeringen. “Wij kunnen schoolbesturen helpen om de mogelijkheden inzichtelijk te maken. Of doorrekenen wat de verhuur in relatie tot de investering financieel voor hun organisatie betekent”, zegt Tessie. “Maar denk ook aan praktische zaken als het regelen van vergunningen, het organiseren van de verbouwing of het opstellen van contracten.”
Het samenwerken onder één dak is financieel gezien zeker het onderzoeken waard. Al zien wij in de praktijk dat samenwerking op pedagogisch niveau ook al het gewenste effect kan hebben als organisaties niet onder één dak gehuisvest zijn, maar bijvoorbeeld in een naast gelegen gebouw. “Dat hangt gewoon af van de afspraken die er worden gemaakt”, besluit Tessie. “Een Kindcentrum is nog niet de standaard, maar heeft wel de toekomst.”
Met behulp van cookies kunnen we analyses maken en uw ervaring op onze website verbeteren, lees meer. Ik snap het